Netwerk van liefde
Interview over de geschiedenis van en toekomst voor diaconie
Jan Maasen neemt in juli afscheid van het bisdom Rotterdam. Decennia lang zette hij zich in voor caritas en diaconie, dichtbij en ver weg. Tijdens de impulsbijeenkomst ‘Together We’ op 18 juni wordt daar bij stil gestaan.
Je gaat nu met pensioen. Je hebt lang bij het bisdom gewerkt.
Op 1 augustus 1984, dus 38 jaar geleden, startte ik bij het missiesecretariaat. Missiesecretarissen waren meestal teruggekeerde missionarissen. Dus dat was nieuw. Ik had andragologie gestudeerd, de universitaire tegenhanger van de sociale academie, stage gelopen bij Pax Christi en was in het vredeswerk actief. Het was de tijd van de grote kernwapendemonstraties. En van de grote werkloosheid. Via via kwam ik bij het bisdom terecht met toen nog veertien dekenaten, veel parochies met over het algemeen één pastoor, één kerkgebouw, één gemeenschap. Er waren veel activiteiten en er was veel spontaniteit in de organisatie, omdat parochies maar met één locatie rekening hoefden te houden. Aan de andere kant was het toen wel lastiger om de communicatie te onderhouden met zoveel parochies. Tot begin 1993 was ik missiesecretaris, daarna 10 jaar kerkelijk opbouwwerker en 3 jaar medewerker diaconie en arbeidspastoraat in dekenaat Het Groene Hart. En daarna dus medewerker diaconie en missiesecretaris bij het bisdom, waarvan de laatste tijd ook hoofd pastorale dienstverlening.
Die combinatie van diaconie en missie, het lokale en het internationale, is heel organisch. Denk aan een project van de Vastenactie om in Moldavië vrijwilligers te ondersteunen die daar in hun eigen omgeving oudere mensen helpen. Datzelfde diaconale werk gebeurt ook hier. En denk bijvoorbeeld aan vluchtelingen en duurzaamheid. Wat ver weg gebeurt en dichtbij raakt elkaar. Paus Franciscus heeft bijvoorbeeld in Laudato si’ heel duidelijk de kreet van de armen en de kreet van de aarde nauw met elkaar verbonden. Het is ook het uitgangspunt van ‘Together we’, de campagne van Caritas Internationalis waar we aandacht voor vragen, dat je de inzet voor de armen en de inzet voor de aarde niet van elkaar moet scheiden. Met de armen gaat om het opbouwen van sociale vriendschap. Dat wil zeggen: beschouw mensen niet als objecten van hulp, maar als personen met wie je samenleeft, met wie je deelt en die jou ook iets bieden.
Je kunt terugkijkend een hele lange periode overzien.
Er is altijd veel aan diaconie gedaan vanuit de Kerk. Eind jaren ’80 werd er voor het eerst expliciet gesproken over parochiële diaconie. Veel parochies zijn in oecumenisch verband gaan samenwerken. Voor de mensen die je wilt helpen is het ook prettig als er één loket is vanuit de kerken. Het Elisabeth certificaat dat op 26 november wordt uitgereikt en waar mensen nu diaconale initiatieven voor kunnen aanmelden, brengt in beeld hoeveel er gebeurt in het bisdom.
Hoe kijk jij naar de toekomst?
Ik denk dat we nu in een overgangssituatie leven en in de toekomst weer uitkomen bij de oude situatie van rond het jaar 500. Naar kerken, die toen in steden stonden, kwamen mensen uit de wijde omtrek toe. Ook hier zullen er plekken zijn met zo’n aanzuigende werking, vanwege het kerkgebouw, een goede verkondiging, goede muziek of juist de combinatie van die zaken. En mensen die geraakt worden door noden van anderen zullen zich altijd blijven inzetten. De diaconie is zo wezenlijk voor de opdracht van de Kerk, dat kan niet anders dan doorgaan.
Bij je afscheid in juni gebeurt nog iets bijzonders.
Tijdens de Impulsbijeenkomst ‘Together We’ op 18 juni presenteren we samen met de DCI (Diocesane Caritas Instelling) de campagne van Caritas Internationalis. Het is goed om ons te laten inspireren door dit internationale netwerk van Caritassen. En ja, op die dag wordt het boek gepresenteerd ‘Liefde als rode draad’ over de geschiedenis van de armenzorg vanaf de eerste decennia van de Kerk tot de jaren ’10 van deze eeuw. In 2014 heb ik me daar in verdiept tijdens een sabbatperiode en daarna met artikelen in het blad ‘Diakonie & Parochie’. Al dat materiaal heb ik nog eens goed onder handen genomen, kritisch bekeken en aangevuld. Op het laatst nog met een hoofdstuk over de diaconie in de coronaperiode.
Het boek geeft aan hoe als rode draad door de geschiedenis mensen zich hebben laten inspireren door het voorbeeld van Jezus: wie de minste helpt, helpt Mij (Matteüs 25, 35). Vanuit die inspiratie hebben ze omgezien naar mensen in nood in hun omgeving en dat telkens ook op manieren georganiseerd die pasten bij hun situatie. Dus er zijn doorheen de geschiedenis wel verschillen, maar je ziet ook steeds dingen terug. Nu worden er producten achter in de kerk ingezameld voor de voedselbank, maar ook rond 1300 à 1400 stond er in de kerk een bank met een tafel waar voedsel werd gebracht en uitgedeeld. Elke context roept zijn eigen vragen en antwoorden op.
Reden om dit boek te lezen?
Het maakt duidelijk dat we in een hele lange traditie staan. Zijn we nou met iets nieuws bezig? Nee, vele mensen voor ons hebben omgezien naar mensen in nood. Daardoor word je gesteund én ook gedragen. En het heeft toekomst, hoe die er ook uit gaat zien. Elke nieuwe context vraagt om nieuwe antwoorden en manieren om naastenliefde te organiseren. Daaraan vooraf gaat het sensibiliseren voor nood. Dat is wat de paus doet met zijn met zijn teksten en wat mensen in de Kerk beleven: de boodschap van het evangelie, aandacht voor de armen.
Jan Maasen, Liefde als rode draad. Historische gestalten van caritas en kerkelijke armenzorg, Adveniat 2022
Schrijf je in voor onze tweewekelijkse nieuwsupdate en mis niets.