Het Oude Testament
Het eerste deel van de Bijbel noemen we het Oude Testament. Het zijn boeken die zijn overgeleverd in het Hebreeuws en Aramees. De joden noemen deze boeken de Tenach (Tora, Nebiim, Ketubim: Wet, Profeten, Geschriften). Wetenschappers gebruiken de term ‘Hebreeuwse Bijbel’ voor het Oude Testament. Ook wordt wel de term ‘Eerste Testament’ gebruikt om het niet als ‘oud’ aan te merken (zie bijvoorbeeld Wikipedia). Het woord ‘testament’ komt uit het Latijn en betekent: verbond.
Het Oude Testament bevat 46 geschriften. Dit is bijna twee keer zoveel als het Nieuwe Testament, dat 27 teksten telt en dat veel dunner is.
De Bijbel begint met te zeggen dat God spreekt: “In het begin schiep God de hemel en de aarde. De aarde was woest en leeg; duisternis lag over de diepte, en de Geest van God zweefde over de wateren. Toen sprak God: ‘Er moet licht zijn!’ En er was licht. En God zag dat het licht goed was. God scheidde het licht van de duisternis; het licht noemde God dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Het werd avond en het werd ochtend; dat was de eerste dag” (Genesis 1, 1-3).
Door te spreken schept God hemel en aarde en alles wat leeft. Zo schept Hij ook de mens. “God sprak: ‘Nu gaan Wij de mens maken, als beeld van Ons, op Ons gelijkend; hij zal heersen over de vissen van de zee, over de vogels van de lucht, over de tamme dieren, over alle wilde beesten en over al het gedierte dat over de grond kruipt.’ En God schiep de mens als zijn beeld; als het beeld van God schiep Hij hem; man en vrouw schiep Hij hen” (Genesis 1, 26-27).
God spreekt ook tot de mensen. Soms rechtstreeks, als een stem uit de hemel. Meestal via de woorden van anderen of via gebeurtenissen. God tot Abram sprak: “Trek weg uit uw land, uw stam en uw familie, naar het land dat Ik u aan zal wijzen” (Genesis 12, 1). Abram kwam in beweging en ging op reis op grond van Gods belofte. God richt zijn woord tot ons. Hij ziet uit naar ons antwoord.
God bevrijdt zijn volk. Mozes leidt de mensen door de Rode Zee weg uit de slavernij in Egypte. Later zal Jezus zeggen, met woorden uit de profeet Jesaja, dat Hij is gezonden voor de armen, gevangenen, blinden en om verdrukten te laten gaan in vrijheid: “De geest des Heren is over mij gekomen, omdat Hij mij gezalfd heeft. Hij heeft mij gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat zij zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer” (Lucas 4, 18-19).
De Bijbel is het Woord van God. De teksten zijn in de loop van zeker acht eeuwen geschreven. Er hebben ongeveer veertig auteurs aan meegewerkt. Het is een indrukwekkend werk, een bibliotheek van 73 boeken die in drie talen zijn geschreven: Hebreeuws, Aramees en Grieks.
Zoveel in onze cultuur, maatschappij en mentaliteit vindt zijn wortels in de Bijbel. Maar bovenal zijn dit heilige boeken, het is de Heilige Schrift. Ook al hebben veel mensen er aan geschreven in heel verschillende omstandigheden, de rode draad is altijd hetzelfde: God blijft voor de mensen zorgen en komt hen steeds meer nabij. Hij verlangt dat woord en antwoord een echte dialoog worden.
God spreekt en handelt altijd ten goede voor zijn volk, voor alle mensen. Maar de mensen kiezen wegen, die van God wegvoeren. God blijf hen echter terugroepen. Hij geeft ons het leven om het met Hem en elkaar op een mooie en goede manier te leven. De Bijbel is een weergave van Gods weg met ons voor ons geluk, ons heil. Wat we lezen is echte heilsgeschiedenis. Daarom blijven mensen teruggrijpen naar de Bijbel. Door de woorden heen, ook al zijn die soms moeilijk, horen ze Gods stem.
De vele auteurs werden door God geïnspireerd bij het schrijven van de Bijbel. God is de échte auteur. De boeken zijn door mensen geschreven onder ingeving van de heilige Geest. In de Heilige Schrift spreekt God tot de mens in de taal van de mensen (Tweede Vaticaans Concilie, Dei Verbum, 11).
Om de bedoeling van de auteurs te ontdekken moeten we rekening houden met de tijdsomstandigheden en de cultuur waarin zij leefden, de “literaire genres” die in die tijd in zwang waren, de toen gangbare wijze van voelen, spreken en vertellen. Maar aangezien de Heilige Schrift geïnspireerd is, moet -en dat is belangrijk- de Heilige Schrift ook worden gelezen en verklaard in het licht van dezelfde Geest, door wie ze geschreven is.
De Bijbel is niet het eindpunt. De Heilige Schrift is een middel. Het is een weg naar Jezus Christus toe. Hij is het Woord van God bij uitstek.
De Catechismus van de Katholieke Kerk zegt daarover: “‘Nadat God eertijds vele malen en op vele wijzen tot onze vaderen gesproken had door de profeten, heeft Hij nu […] tot ons gesproken door de Zoon’ (Hebreeën 1, 1-2). Christus, de mensgeworden Zoon van God, is het enige, volmaakte en definitieve Woord van de Vader. In Hem zegt Hij alles en er zal geen ander woord zijn dan dat” (Catechismus van de Katholieke Kerk, nr. 65).
Met een citaat van de heilige Johannes van het Kruis (1542- 1591): “Datgene immers wat Hij vroeger broksgewijze aan de profeten meedeelde, heeft Hij nu in zijn geheel tot ons gezegd door […] zijn Zoon. Daarom zou degene die nu God wil ondervragen of een visioen of openbaring wenst, niet alleen een dwaasheid begaan, maar hij zou God ook een belediging aandoen, omdat hij zijn ogen niet geheel en al op Christus vestigt zonder iets anders of iets nieuws te wensen.”
Over Jezus Christus lezen we meer in het Nieuwe Testament.
Schrijf je in voor onze tweewekelijkse nieuwsupdate en mis niets.